Onze eerste overnachting op weg naar Zuid-Frankrijk deden we in de stad Metz. Ik ken die stad van naam omdat ze nou eenmaal op de route ligt naar het oosten van Frankrijk (Vogezen, Jura enz.) én omdat de snelwegen daar nog gratis zijn (voor snelwegen betalen, doen wij niet 😁). “Metz, tja, je bent altijd op weg naar elders,” zo schrijft iemand. En zo is het. Maar deze keer dus niet.
O.a. een van mijn broers heeft ons aangeraden om er te stoppen. Op dinsdag 26 juli parkeren we omstreeks haf drie de auto in parkeergarage Théâtre in de buurt van hotel Cathédrale, in het centrum van de stad. We bekomen even van de lange autorit en lopen dan de stad in. Jammer genoeg is het bewolkt, drukkend weer maar gelukkig komt later op de dag de zon toch tevoorschijn…

Metz blijkt een mooie, bruisende stad te zijn waar we ons meteen thuis voelen. Voorzien van voldoende water en een goed stadsplannetje gaan we op stap. In eerste instantie verkennen we de straatjes en pleinen rondom de kathedraal, waar ook de Marché Couvert is. De Cathédrale Saint-Étienne staat op een kleine heuvel (tevens het hoogste punt van de stad) boven de Moezel, de rivier die door Metz stroomt. Het prachtige gotische bouwwerk ‘ontstond’ in de 14de eeuw door de samenvoeging van twee kleinere kerken, en werd in de eeuwen daarna verder vergroot. Het schip is het op twee na hoogste van Frankrijk: je treedt dus een enorm ruimte binnen…


Het meest indrukwekkende vind ik de enorme glas-in-loodramen. De oudste dateren uit de 13de eeuw maar er zijn er ook nog in de 20ste eeuw toegevoegd, ontworpen o.a. door Jacques Villon (1957, kapel van het Heilige Sacrament) en Roger Bissière (1960, onder de torens). De meest bekende zijn die van de hand van de beroemde kunstenaar Marc Chagall.


Na het bezoek aan de kathedraal zwerven we door de stad… We kuieren door levendige winkelstraten en rustige, soms kronkelige stegen en straatjes, we lopen over bruggen en komen langs pleinen. Overal is het gezellig, bijna nergens is het storend druk!






Aan het eind van de middag willen we naar de Place Saint-Louis waar volgens vrouwlief een biercafé is. We lopen erheen door eerst een deel van de oude en indrukwekkende restanten van de stadsmuren te volgen, waarbij we ook langs poortgebouwen komen. Vanaf een van die poorten, de Porte des Allemands, lopen we terug de stad in. De Place Saint-Louis is een middeleeuws plein. Er is niet één biercafé, maar vele! Het is er razend druk en het duurt even voor we een plekje bemachtigen waar we even kunnen zitten, iets drinken en een hapje eten – en waar we ons ook een beetje corona-veilig voelen.




Gelaafd en gespijsd vervolgen we onze wandeling door de stad. Stilaan wordt het donker en in het blauwe uurtje gaat de verlichting aan…



Moe maar voldaan stappen we in ons heerlijke bed in Hôtel Cathédrale, niet beseffend wat voor overweldigend ontbijt ons de volgende ochtend te wachten staat…