Antwerpen, de stad waar ik ben geboren en opgegroeid, waar ik naar school ging en mijn carrière begon en waar vele van mijn goede vrienden wonen. ’t Stad. De Koekestad. Fiere stad der Sinjoren. Mijn oude moeder woont er nog altijd in de straat waarin ik ter wereld kwam, al zijn de oude blokken afgebroken en zijn er monstrueuze nieuwe blokken voor in de plaats gekomen. Die straat ligt op ’t Sint-Anneke, de Linkeroever zegt men ook wel. Het is een moderne stadswijk, gebouwd op de stinkende moerassen die ooit het Vlaams Hoofd vormden. Die moerassen zijn met een dikke laag zand bedekt, maar het water trok zich daar niets van aan, sijpelde de betonnen funderingen van de appartementsgebouwen in en kroop omhoog. In onze slaapkamers (wij bewoonden een hoekappartement) tierden de schimmels welig!
Op dat Vlaams Hoofd is altijd wel bewoning geweest, met name langs de rivier. Zelf heb ik nooit de sporen gezien van het dorpje dat daar aan het water lag, met uitzicht op de rede van Antwerpen. Ten tijde van de Wereldtentoonstelling in 1885 werden er op ’t Sint-Anneke zelfs een heus kursaal en een belvedère gebouwd! Die haalden het einde van de Eerste Wereldoorlog niet… Toen ik klein was stond de 19de-eeuwse parochiekerk er nog wel; die lag in een put omdat alles eromheen opgespoten land was. Die kerk is afgebroken, de put is gedempt en er staat al sinds eind jaren ’60 een modern kerkgebouw. En je had natuurlijk ‘de plage’: het strand van Antwerpen. Dat is altijd een populaire plek gebleven om te flaneren en mosselen te gaan eten. Er zijn grootse plannen om ‘de plage’ een boost te geven. En om die plannen is uiteraard weer veel te doen: tussen wat ambtenaren en bedenkers willen en wat de gewone Antwerpenaar verwacht, ligt een wereld van verschil!

De eerste zaterdag van maart bezoek ik mijn moeder, samen met vrouw- en dochterlief, in deze weblog ook wel bekend als de oudere en de jongere dame… Moeder is net ontslagen uit het ziekenhuis en om haar een rustige middag te gunnen, trekken wij gedrieën na de lunch de stad in. Vroeger was de Sint-Anna voetgangerstunnel de enige voetgangersverbinding met het oude centrum van de stad, maar tegenwoordig is er een veerdienst. We lopen de Lode Zielenslaan uit, lopen schuin over het Frederik van Eedenplein en steken de Thonetlaan over. Amper tien minuten lopen is het naar de aanlegsteiger van de veerboot, die net komt aan varen… We gaan aan boord.

Aan de overkant leggen we aan bij het Steen. Aan deze romantische oude burcht, gelegen aan de oevers van de Schelde, is een stuk aangebouwd. De schuttingen die er afgelopen zomer nog stonden, zijn verdwenen. Het gebouw staat in volle monsterlijkheid verdriet uit te stralen. Vroeger was de collectie van het Scheepvaartmuseum ondergebracht in het Steen, nu zitten er kantoren, geloof ik. De aanbouw bevat een enorm VVV-kantoor-met-winkel waar je allerlei snuisterijen, lekkernijen, boeken enz. kunt kopen. Hier werkt een van mijn broers maar vandaag heeft hij vrijaf. Wel jammer, maar we gunnen hem uiteraard zijn vrije weekend.

Aan de voet van het oude Steen staat Lange Wapper. Deze kwelgeest kwam ’s nachts tevoorschijn en achtervolgde de zatlappen. Hij vermomde zich als een klein mannetje, maar dan begon hij zichzelf steeds groter en groter te maken, tot hij boven de huizen uitstak. En als de zatlap, wankelend en hijgend en zwetend, thuiskwam, dan keek Lange Wapper schelms door het raam naar binnen. Soms vermomde Lange Wapper zich als een klein kind om moedermelk te kunnen drinken. Als een moeder Wapper niets vermoedend meenam om hem te zogen en in een wiegje te stoppen, liet Lange Wapper zichzelf zo groot groeien dat hij niet meer in de kamer paste. Het is aan Lange Wapper te danken dat er zo veel Mariabeelden op de gevels van de huizen in de binnenstad staan: de Antwerpenaars, die Lange Wapper omwille van zijn pesterijen liever kwijt dan rijk waren, ontdekten dat Lange Wapper de beeltenis van Maria niet kon verdragen. Ze hingen op de hoeken van de straten Mariabeeldjes op. De beeldjes verdreven Lange Wapper uit de binnenstad en uiteindelijk viel hij in de Schelde en verdronk. Zo gaat dat met kwelgeesten… Misschien moeten ze het Kremlin ook eens vol Mariabeeldjes hangen!

Na ons bezoek aan de winkel steken we de Kaai over en lopen de oude stad in. Ik zeg wel oude stad, maar in feite is dit oude centrum in de jaren ’70 van de 20ste eeuw – en de decennia daarna – volgebouwd met moderne imitaties van oude huizen. Stadsvernieuwing noemen ze dat, en dat zal het ook wel zijn, maar samen met de gaten en de krotten die er daarvoor stonden, is ook de ziel van de stad vertrokken. Tussen al dat moderne, kille baksteen-en-beton geweld staan her en der nog wat oude gevels te pronken en vind je kleine, donkere pleintjes waar cafébazen d.m.v. terrassen een hopeloze poging wagen er iets gezelligs van te maken. Een juweeltje tussen al die stadsvernieuwing is het oude Vleeshuis… Het heeft niets meer te maken met het Gilde van de Beenhouwers die hier vanaf begin 16de eeuw beesten slachtten, het vlees opsloegen en verkochten, en vergaderden. De autoriteiten hebben gemeend het bloed waarover destijds de stadsgidsen smeuïg vertelden, te camoufleren met de stedelijke geschiedenis van de muziek. “Museum Vleeshuis toont 800 jaar muziek en dans. De collectie – bestaande uit onder meer instrumenten, prenten, teksten en maquettes – vertelt verhalen van muzikanten, beiaardiers en operazangers en wekt hun optredens weer tot leven. Bereid je voor op een muzikale reis naar een wereld vol passie en ritme.” Mij krijgen ze daar niet meer naar binnen…
Het is een verademing als we uitkomen op de zonovergoten Grote Markt. Daar zie je en voel je, ondanks de ingepakte Onze Lieve Vrouwentoren, de glorie van de oude metropool! Schitterende patriciërshuizen staan zich te koesteren in de lentezon. Respectloze toeristen beklimmen het standbeeld van Brabo – als je dat vroeger had geprobeerd, dan was je recht naar ’t cachot gebracht om een nachtje na te denken over je zonden!

In de Stoelstraat staat Antwerpens oudste huis, een huis met een houten gevel. Dat huis is zodanig gerestaureerd, dat ook hier alle ziel uit is verdwenen. God geklaagd is dat! We zijn door de Zirkstraat gekomen waar ooit De Spanjaard zat: een handelshuis waar je alle lekkers kon kopen dat op het Iberisch schiereiland wordt geproduceerd: wijn, olijfolie, worsten enz. Er staan hekken voor het huis, het lijkt wel op instorten te staan… We dwalen verder en uiteindelijk bereiken we wat ik vanmiddag wil laten zien: de Sint Pauluskerk. Op 2 en 3 april 1968 stond de kerk in brand. Het beeld staat op mijn netvlies gebrand: vanaf Linkeroever zag je boven de huizen van de stad uit het brandend dak – en later de verkoolde resten van het gebinte… De brand verwoestte niet alleen het dak, maar ook de barokke klokkentoren en een groot deel van het Dominicanenklooster. In het collectieve geheugen van de Sinjoren staat de heldenmoed gegrift van vele parochianen, cafégangers, academiestudenten én hoertjes die erin slaagden om vrijwel alle kunstschatten uit de kerk te redden. Dodelijke slachtoffers vielen er gelukkig niet. Deze laat-gotische kerk is schitterende gerestaureerd, alleen het oude Dominicanenklooster staat er nog altijd verweesd bij… Ergens is dat dan wel weer jammer!

Het is even zoeken naar de ingang van de kerk, maar die vinden we op de Veemarkt, in het hart van het Schipperskwartier, waar vroeger de zeelui en de hoertjes woonden. We gaan een grote poort door en dan meteen weer rechtsaf. We staan in een soort binnentuin waar een schitterende calvarieberg is te zien die Christus’ lijden en zijn verrijzenis verbeeldt. De calvarieberg werd opgericht door de dominicanen, op het oude kloosterkerkhof. Van een knekelveld wilden zij een tuin van geloof en hoop maken en dat voornemen voerden zij groots uit! Het ontwerp, geïnspireerd door schilderijen van Lucas Cranach, dateert van 1697, maar het duurde tot halverwege de 18de eeuw voordat het kunstwerk klaar was.

De Sint Pauluskerk is in de 16de eeuw gebouwd als dominicaner kloosterkerk. Ze straalt een enorme grandeur uit. De gotische elementen zie je vooral terug in het gebouw zelf: de enorme hoogte, de kruisribgewelven, de grote ramen waardoor het heldere voorjaarslicht vandaag naar binnen tuimelt… De inrichting van deze geloofstempel doet eerder barok aan: rijkelijk bewerkt houtwerk, overdadig versierde altaren, grote schilderijen. We hebben niet veel tijd want om 17 uur gaat de kerk dicht.




Voldaan staan we om vijf uur weer op de Veemarkt. Het is tijd om terug naar ’t Sint-Anneke te gaan. We lopen op de Schelde af en kruisen de Burchtgracht. Toen ik jong was en een beetje begon uit te gaan, was dit nog een levendige hoerenbuurt waar je als jonge snaak niets te zoeken had – het ging er daar soms ruig aan toe! Van oude, louche cabardouchekes is geen spoor meer te vinden, de straat is omzoomd met fletse nieuwbouw er er ligt een goot in het midden; door de rioolputtekes is vast de ziel van de stad weggespoeld, waar Wannes van de Velde zo prachtig over heeft gezongen en die zíjn ziel amoureus maakte. De zon nijgt ter kimme en wij nemen de veerboot, varen weer het water over, terug naar de wijk waar ik geboren en getogen ben, en waar nog altijd mijn oude moeder woont… We zullen haar eens gaan verwennen sè!
