Ook vandaag staat er wisselvallig weer op het programma maar dat weerhoudt ons er niet van om er op uit te trekken. Dit is de enige dag dat we een klein stukje auto rijden… 3,5 km om precies te zijn. We parkeren bij de barbecue van de gemeente Trois-Ponts (bij Wanne), waar ik – nu bijna vier jaar geleden – samen met een groot aantal dierbare vrienden waaronder een paar leeftijdgenoten mijn 60ste jaardag vierde. Van hierboven heb je een groots uitzicht over de Salmvallei… We gaan een ommetje Wanne doen. Wanne is een vrij hoog gelegen dorp waar we in de 90’er jaren van de vorige eeuw een keer een huisje huurden. Het ligt op het plateau tussen Trois-Ponts en Stavelot.

Naast de barbecue staat een bord: Wanne-ted! Blijkbaar worden deze twee obscure personen gezocht!? Ik heb geen idee wie het zijn of hoe ze heten 😂!

Over prachtige boswegen dalen we van de parkeerplaats af in de vallei van de Ruisseau du Ponceau. We komen op bekend terrein; hier liepen dochterlief en ik gisterenmiddag ook. Net als toen nemen we de Chemin des Écoliers. Vandaag regent het gelukkig niet; gisteren liepen we hier door een riviertje, nu is het pad zo goed als droog… We nemen wel een afslag eerder en komen over het erf van een rommelboerderij in Logbiermé uit.



Het is opvallend hoeveel bosbessenstruiken er in de bossen groeien en vele ervan staan in bloei. Aan de bloemetjes kun je al de bessen herkennen… Voor tarte aus myrtilles moet je in juli en augustus in de Ardennen zijn… Er zijn nog bakkers die ze maken met échte bosbessen, wild geplukt. Een absolute aanrader…

We lopen Logbiermé uit en nemen het asfaltweggetje richting Hénumont. Bij de bosrand gaan we naar links – gisteren gingen we hier rechtsaf. We lopen weer op de Vieux Chemin de Luxembourg die ooit Trier met Tongeren verbond… Het begint te regenen maar het duurt gelukkig niet lang. Na een kleine kilometer nemen we een pad naar rechts en dalen door het bos en tussen de weilanden af naar de Ruisseau de Bouyin die we oversteken bij een gué – maar er ligt ook een charmant bruggetje over het riviertje. In een weiland staat een enorme stier; zijn madame ligt er vredig naast, wetend dat ze goed beschermd wordt! Wat een brute oerkracht stralen die beesten uit. Je haalt het niet in je hoofd een wei te betreden als daar zo’n kloeke jongen in staat.




Vanaf de gué begint de klim naar Wanne. Je stijgt in feite maar 100 meter, van +380 naar +480 meter, maar wij voelen het aan onze kuiten! Als we het dorp inlopen, passeren we een charmant bakstenen villaatje. De eigenaar is een oud-militair; vol trots laat hij zijn tuin zien, het uitzicht op de Amblèvevallei vanuit zijn tuin en de tuinschuur waarin een zwaluwen nestelen. Hij woont er alleen; dat was nooit de bedoeling maar zijn vrouw ontviel hem veel te vroegtijdig… We wensen de goede man het allerbeste en lopen naar de kerk van Wanne waar ik op zoek ga naar het graf van de familie Collin, de boer en boerin waar we altijd verse melk gingen halen als we in Les Gattes logeerden. Ik vind het graf niet meer…



We wandelen langs het Chateau de Wanne (een groepsaccommodatie) het dorp weer uit en nemen het asfaltweggetje richting Logbiermé. Van hier heb je een mooi zicht op Wanne!

We nemen het paadje langs de bosrand en arriveren bij de Rocher du Faix du Diable: de Duivelsrotsen, een klein rotsmassief waar een prachtige legende bij hoort.
Toen de Heilige Remaclus in Stavelot zijn klooster bouwde, kwam een engel hem waarschuwen voor dreigend gevaar: Satan, die jaloers was op het succes van deze apostel en zijn abdij, wilde de abdij vernietigen.
Met een enorme zak vol rotsblokken op zijn schouders trok hij op weg naar Stavelot. Hij was van plan om die zak met stenen uit te storten op de kerk op een moment dat Remaclus en zijn broeders godvruchtig de lof van de Heer zaten te zingen.
Remaclus begreep dat hij geen tijd te verliezen had… Hij vulde zelf een grote zak met alle oude, versleten sandalen die hij kon vinden in de kloostercellen, en bond deze op de rug van een van zijn dappere monniken. Daarna gaf hij deze monnik instructies en toonde hem de weg die hij moest volgen.
In Wanne, een eindje van Stavelot, ontmoette de monnik Satan met zijn enorme zak met rotsblokken op zijn rug. De duivel had net de steile helling beklommen die sindsdien zijn naam draagt: le Thier du Diable. Hij zweette en hijgde als een paard. De monnik deed alsof ook hij totaal uitgeput was en elk moment kon instorten.
Satan vroeg hem of het nog ver was tot Stavelot. De monnik kieperde daarop zijn rugzak om en wees naar de vele afgedragen oude sandalen: “Oordeel zelf maar”, zei hij. “Toen ik in Stavelot vertrok, waren ze allemaal nieuw! Al die sandalen heb ik onderweg al versleten…”
Toen Satan dat hoorde, zonk de moed hem in de schoenen. Hij vloekte eens gruwelijk en liet zijn last ter plaatse vallen. Hij verloor daarbij zijn gouden ring en men zegt dat die daar nog altijd ligt, onder de Faix du Diable…


Nagenietend van dit prachtige verhaal, lopen we de laatste meters naar de auto en rijden weer naar Ennal. Hoog tijd voor een (late) lunch!
