We hebben deze dagen een winterprik. Dat is weer eens wat anders dan een coronavaccinprik, hé. Hoewel ik niet kan wachten tot ik de laatste heb ontvangen, ben ik met de eerste erg blij. Ik heb niets tegen de winter als het maar gewoon wintert. Een winter die herfstje speelt, vind ik irritant. En daar hebben we er de afgelopen jaren al genoeg van gehad. ’t Was trouwens deze winter tot nu toe niet veel beter dan de vorige jaren en daarom ben ik zo blij met deze winterprik.
Zaterdagochtend. Ik sla hoopvol de gordijnen open maar helaas: amper wit. De ruiten van de auto zijn berijpt en hier en daar ligt er ook wat rijp op het gras. Op de sloot geen spoortje van ijs. De lucht is egaal grijs. Als ik mijn neus buiten steek, merk ik echter meteen dat het wel écht koud is, met dank aan het oostenwindje dat dunnetjes waait. Na het ontbijt rijden we naar het Geestmerambacht en maken er een kort rondje. De paden zijn buitengewoon modderig en op sommige plekken staat het bos dras.
We beginnen met het paadje langs de Kleimeer. De eerste meters soppen we over zompige bodem, vervolgens glibberen we over het spekgladde pad. De Kleimeer ligt er rustig bij… Wel zijn er opvallend veel ganzen in de lucht, beduidend meer dan de afgelopen twee, drie maanden.


Bij het huis steken we door naar de Zomerdel. Daar is het druk! Het lijkt de Kalverstraat wel. In de wilg zit een ransuil te roesten (zeg je dat zo?). Eén maar? Waar zijn de andere dan gebleven? Die vraag wordt meteen beantwoord door een passerend echtpaar dat ons wijst op ten minste één andere ransuil die op amper 5 meter van het pad op ooghoogte zit te roesten in het dichte struweel… Wat mooi!
We lopen een stukje langs het water, om de vermaledijde heuvel heen, en kiezen dan de beschutting van ‘het bos’. Op sommige plaatsen ligt het pad net hoog genoeg om de voeten droog te houden… En waarachtig: we vinden kleine, gele bloemetjes die al (of nog?) staan te bloeien!


Weer bij de auto gekomen, besluiten we nog door te lopen naar de plassen van de nieuwe Kleimeer. Er is daar op het water niet veel vogelleven te bespeuren (op een groepje bergeenden na), wel zitten er veel vogels op de weilanden…

We rijden naar huis en zetten een grote pot hete thee…
Op zondagochtend ontvang ik deze foto van mijn jongste broer, vanaf de Rocher d’Ennal boven de Salmvallei in de Ardennen. Het is daar grijs en nevelig weer maar koud en best feeëriek! Dit is zo’n moment dat ik de hele coronacrisis verwens. Het feit dat ik niet de grens over kan om familie en vrienden in Antwerpen te bezoeken, of een weekendje naar de Ardennen te gaan (altijd mijn eerste ‘buitenland’ geweest…), maakt mij soms wat opstandig. Maar… het is wat het is (dat is tegenwoordig het meest gebezigde zinnetje bij ons thuis).

Niet getreurd echter, want bij ons schijnt de zon! We rijden naar Bakkum Noord en maken een wandeling naar het Weitje van Brasser en het Doornvlak. Eerst moeten we op onze hoede zijn om niet omver gelopen te worden door horden hardlopers of omver gereden te worden door groepen racende mountainbikers – twee soorten rustverstoorders waar ik een steeds grotere hekel aan begin te krijgen. Zo tegen elf uur verdwijnen die types uit het beeld maar intussen is het overal druk met wandelaars… Logisch natuurlijk – wij lopen hier ook! We zien echter dat de druk op de schaarse Nederlandse natuur enorm is en echt genieten van stilte, rust en ruimte is er niet bij in tijden van corona. Op de foto’s hieronder zie je geen mensen – voor sommige moesten we wel enig geduld oefenen!





Vooral in het begin van de wandeling is het overal wit berijpt. Op het meer in het Weitje van Brasser ligt, daar waar de wind niet waait, een dun vliesje ijs… Ook als je naar de kleine dingen kijkt, de details, dan zie je hoe prachtig de natuur is… Laten we er met zijn allen a.u.b. héél zuinig op zijn!!


Prachtige beelden, in ieder geval!