Het is vandaag Blue Monday en ik dacht: laat ik ook eens een (ietwat persoonlijke – u bent gewaarschuwd!) duit in het zakje doen. Ik werd getriggerd door een artikel dat Daan Roovers, Denker des Vaderland, aan het woord laat, op de website van Brainwash (omroep HUMAN) .
Niet veel mensen lijken te weten waar Blue Monday vandaan komt. Ikzelf wist het ook niet: opeens was het er… met dat soort vanzelfsprekendheid waardoor een mens zich een beetje dom voelt omdat hij of zij het niet weet… Maar HUMAN/Brainwash meent wel te weten waar Blue Monday vandaan komt:
“Vandaag is het Blue Monday, de meest deprimerende dag van het jaar. Althans, dat besloot pr-bureau Porter Novelli in 2005. Zij verzonnen deze dag om reisbureau Sky Travel te helpen om meer vakanties te verkopen en gaven het een wetenschappelijk sausje door psycholoog Cliff Arnall te laten beweren dat hij dit met een formule had uitgerekend.”
Op Wikipedia staat nog meer informatie, die aansluit bij het bovenstaande; klik hier als je geïnteresseerd bent.

Daan Roovers vindt dat het fenomeen Blue Monday ten minste één voordeel heeft: Blue Monday is een effectieve manier gebleken om aandacht voor het onderwerp somberheid c.q. depressie te genereren. Roovers haalt een boek aan dat ik enkele jaren geleden gelezen heb – het staat zelfs in mijn boekenkast dus ik kan het gewoon weer vastpakken en doorbladeren. Ik leg het naast mijn bed – leesvoer voor straks, voor het slapen gaan… (Pffft, de stapel naast mijn bed groeit; als ik niet oppas word ik depressief van al die boeken die ik wil lezen maar waar ik niet aan toe kom!)
Roovers: “De Koreaans-Duitse filosoof Byung Chul Han schrijft in De vermoeide samenleving dat ieder tijdperk zijn eigen ziekten heeft, en dat de 21ste eeuw in het teken staat van psychische aandoeningen als depressie, ADHD, borderline en burn-outs. Hij laat zien dat het voor ons nauwelijks nog mogelijk is om naar factoren buiten onszelf te wijzen voor ons sombere gevoel, vanwege de prestatiedruk die we onszelf opleggen. We leven allemaal in de prestatiesamenleving, waarin we onszelf constant aanmoedigen om kansen te grijpen en om mogelijkheden zien. Maar als het even wat minder lekker loopt, slaat dit in z’n tegendeel om, zodat je ook je eigen falen creëert.”
Paul Verhaeghe, een Belgische hoogleraar psychodiagnostiek, verbonden aan de universiteit van Gent, heeft het eveneens over depressie in het kader van de prestatiemaatschappij waarin wij leven. Hier een stukje uit zijn essay Over normaliteit en andere afwijkingen (2019).
“Onze professionele status is daarbij ontzettend belangrijk, we ontlenen er onze identiteit aan. Vandaar dat we ons te pletter werken en er nog trots op zijn ook. Wanneer we het niet gemaakt hebben en ons tevreden moeten stellen met een rotbaan, voelen we ons mislukt en schuldig. (…) De verinnerlijking van de plicht tot arbeid is zo goed geslaagd dat sommige bedrijven na zes uur ’s avonds de toegang tot werkgerelateerde e-mailaccounts moeten afsluiten en programma’s opzetten om hun werknemers te beschermen tegen burn-out. Tegen te hard werken dus. De acute reden is het toenemende aantal mensen dat uitvalt op grond van werkstress, met als gevolg heel eigentijdse stoornissen: perfectionisme, faalangst, burn-out.
De ironie wil dat er aldus een nieuwe vorm van disciplinering ontstaat, de plicht tot zelfzorg, gericht tegen die andere disciplinering van hard werken, of toch minstens tegen de uitwassen ervan. Onder de oppervlakte herken ik in beide gevallen dezelfde boodschap: het is de plicht van het individu om de juiste keuzes te maken; als hij dat niet doet en daardoor ziek wordt, is het zijn eigen schuld.
Een dergelijke ‘juiste keuze’ is dubbel en dubbelzinnig: we moeten zo hard mogelijk werken én we moeten zo goed mogelijk voor onszelf zorgen. De dubbelzinnigheid blijkt uit de reactie op wie eraan onderdoor gaat. Hier en daar horen we goedbedoelende psychiaters verkondigen dat mensen veel te hard werken en veel te veel willen, dat gewoon goed goed genoeg is, dat mensen moeten leren tevreden te zijn met minder, dat de stortvloed aan stoornissen, klachten en pijntjes een gevolg is van hun onrealistische verwachtingen; wat deze hulpverleners niet beseffen, is dat ze daarmee opnieuw de oorzaak en dus de schuld bij de patiënt leggen. Ja, je hebt een burn-out, maar moest je nu écht zo hard werken? Ja, je lijdt aan een depressie, maar je voelt je vooral mislukt omdat je altijd en overal succes wilde hebben.” (blz. 79-80)
Ik heb in mijn leven ook wel periodes gehad waarin ik me somber voelde. De diagnose depressie is nooit hardop gesteld maar ik heb er wel tegenaan gezeten, denk ik. Dat was zeker weten werkgerelateerd. En jazeker, toen was die somberheid ook echt mijn eigen schuld: ik moest maar eens leren anders tegen de feiten aan te kijken, anders met de realiteit om te gaan. Met de ‘dubbelzinnigheid’ waarover Verhaeghe het heeft, word ik nú geconfronteerd. Ik heb me de afgelopen jaren uit de naad gewerkt en niet goed voor mezelf gezorgd, met als gevolg dat ik overspannen ben. Ik krijg mijn energie niet meer in balans en dat kost me mijn baan: en natuurlijk is dat mijn eigen schuld… Als ik anders denk, ga ik teveel in de slachtofferrol hangen, nietwaar!
Nee dus. De waarheid ligt in het midden.
We leven in een knettergekke wereld! Daan Roovers: “Ook al is het een persoonlijk gevoel, dan wil het nog niet zeggen dat het een persoonlijk probleem is. We moeten ook kijken naar de omgeving, de werksituatie en de structuur waarin iemand functioneert. Zo hebben we depressie te veel toegesneden op het individuele perspectief. Ik heb een probleem, niet het bedrijf waar ik voor werk. Ik heb een probleem, niet mijn generatie. Die gedachtegang is een typisch voorbeeld van de neoliberale uitbesteding van problemen aan individuen terwijl de problemen systematisch van aard zijn.”
