Maandag 24 februari 2020
Na een verkwikkende nachtrust verlaten we Mirleft, echter niet zonder de Patisserie Mirleft te hebben vereerd met een bezoek. Naast het bakkertje is een koffiehuis waar we op het terras de ingeslagen lekkernijen opsmikkelen onder het genot van een glas koffie of thee. We stoppen ook nog bij een berberwinkeltje voor de aanschaf van enkele souveniertjes: schaaltjes, zeepjes, een mok. Wel een theepot, toch geen theepot? Geen theepot.
We volgen de kustweg, terug naar het noorden. De weg buigt landinwaarts, maar nog vóór we Tiznit bereiken, slaan we linksaf en blijven we, een kleine tien kilometer landinwaarts, parallel rijden met de zee. Het landschap is kaal, vaak woestijnachtig en soms groeit er opeens wat (bloeiend!) struikgewas… De bergen van de Anti Atlas zijn vaag te zien – er hangt nog altijd veel woestijnstof in de lucht!
Ten slotte bereiken we het gebied waar de Oued Massa in zee uitmondt. Meteen is het land groener. Er liggen, verspreid in het groen, dorpjes en kleine stadjes, waarvan Massa het belangrijkste is. We rijden langs een oude moskee. Naast de moskee voert een weg steil omhoog. Zwaar bepakte ezeltjes zwoegen omhoog naar het dorp dat voorbij de moskee ligt, met uitzicht op het dal.
We zijn hier niet zomaar naartoe gereden, nee, er is hier een heus Nationaal Park: le Parc National de Souss Massa, dat vooral bekendheid geniet omdat hier flamingo’s te zien zijn, naast allerlei andere vogels. In onze reisgidsen vinden we amper (en al helemaal geen praktische) informatie over dit natuurgebied, het is dus echt dankzij een combinatie van speuren, gokken en doorzetten dat we ten slotte op een bord stuiten dat erop wijst dat we op de goede weg zijn!
We komen terecht in het dorpje Sidi R’bat. Als we stoppen om weer op de kaart te kijken (maps.me op de telefoon is onmisbaar!) komt er een man op ons afgelopen en meldt dat hij een gids is. Voor 150 dirham wil hij ons meenemen, het natuurgebied in. We vertrouwen het niet helemaal, bedanken en keren om. Volgens maps.me is er een piste die we kunnen volgen langs de rivier en die ons naar de monding voert. Dat gaan we proberen! We vinden de piste en ze is goed te berijden. En dan is daar opeens… een poort. Een jongeman stapt uit het poortgebouw naar buiten en maakt zich kenbaar als de gids. Hij vertelt dat je het Parc National niet zonder gids mag bezoeken. Hij laat een bord zien waarop dat inderdaad te lezen is. Ook hij zegt dat hij onze gids kan zijn voor 150 dirham. We maken hem duidelijk dat we niet echt veel tijd hebben. “Pas de problème, monsieur, une visite d’une heure, ça suffit!” Vervolgens legt hij uit dat we eerst een korte wandeling gaan maken en daarna rijdt hij met ons mee naar Sidi R’bat om bij de monding naar de flamingo’s te gaan kijken. OK, eerst een korte wandeling dus…

Kraanvogels
Onze gids woont in Sidi Binzarne, het dorpje bij de poort en de parkeerplaats. Vroeger leefden de mensen hier van visserij en landbouw, het rivierdal en het water waren dus belangrijk. Nu mogen zij er niets meer doen omdat het natuurgebied is. De mensen zijn weggetrokken naar de grotere dorpen en stadjes meer landinwaarts, waar wél aan landbouw kan gedaan worden en waar wat kleinschalige bedrijvigheid is (werkplaatsen, fabriekjes). Hijzelf en zes andere jongeren uit het dorp verdienen hun brood als officiële natuurgids.
Het wandelingetje duurt veel te lang en gezien het feit dat wij onderweg nog het vissersdorp Tifnit willen bezoeken én voor het donker in Temsia willen zijn, nemen we afscheid van onze jonge vriend, die nog wel als tip meegeeft om niet langs de grote weg naar Tifnit te rijden maar langs de kust waar een uitstekende piste loopt. “Volg de auto’s maar die daar overal langs de kust rijden,” zegt hij…
We wagen het erop. We rijden terug naar Sidi R’bat en vinden daar inderdaad een zandweg langs de kust, een weg die duidelijk bereden wordt. Al na een paar honderd meter staan er auto’s geparkeerd. Wij stoppen ook en gaan eens onderzoeken wat hier is te zien. We staan zo’n vijftien meter boven de zee. Onder ons is een rotsig strand waarop majestueuze oceaanrollers zich met veel geraas te pletter storten. We zien ook blauw geschilderde, houten bootjes liggen. We dalen af. En dán zien we pas al die holenwoningen die hier in de zandrotsen zijn geslagen en/of uitgegraven!
We praten met een man die ons uitnodigt in zijn woning om thee te drinken. Hij vertelt dat hij hier het hele jaar door woont. Hij verdient de kost met vissen, maar ook met het klaarmaken ervan voor mensen die hier aan de kust hun vakantie doorbrengen. Overal tussen Sidi R’bat en Tifnit zitten van die holenwoningen, over een totale lengte van zo’n tien kilometer. De meeste zijn de laatste jaren in gebruik genomen door mensen uit Agadir e.o. als weekend- en vakantiewoning; er zijn zelfs Europeanen die hier een holenwoning hebben. Voor zo’n 3000 € ben je de gelukkige eigenaar…
We rijden verder, de piste is inderdaad prima te rijden. Hierboven is het landschap duinachtig. Ook hier loopt een herder met zijn kudde dieren… ongelooflijk!
We naderen een enorme bouwwerf: hier wordt een ontziltingsinstallatie gebouwd, om zeewater om te zetten in zoet water dat kan gebruikt worden voor de tuinbouw in het binnenland. We kruisen een asfaltweg en rijden verder. Echter… de piste wordt nu een stuk zandiger. Het voelt als ‘niet verstandig’ om verder te rijden… Dochterlief geeft het stuur over aan mij. Ik keer om, we rijden terug naar de asfaltweg. Ik neem helaas een verkeerde afslag en ik rijd de auto klemvast in het mulle zand! Wat nu gedaan!? Dochterlief heeft het in Kenia vaak genoeg meegemaakt: vastrijden (in de modder dan), er zit maar een ding op, hulp halen. Bij de bouwwerf.
Vrouwlief blijft bij de auto, dochterlief en ik lopen naar de fabriek-in-aanbouw en melden ons bij de portier. Die haalt zijn chef erbij, een jonge kerel die onmiddellijk zijn hulp toezegt. Binnen tien minuten stappen we in een busje en worden we naar de auto teruggebracht. We worden gevolgd door een forse vorkheftruck (die eerst nog de afslag naar onze auto mist; de chauffeur van het busje moet er achteraan om hem terug te halen).
De chauffeur van de vorkheftruck is een vriendelijke, rustige man. Hij heeft geen goede sleepkabel (in onze huurauto is er ook geen te vinden…) maar na een aantal pogingen waarbij het lint knapt waarmee hij mij achteruit uit het zand probeert te trekken, lukt het toch om onze Fiat weer op een goed stuk weg te zetten. Ik keer voorzichtig en rijd me 100 m verderop opnieuw vast. De tweede reddingsoperatie verloopt gelukkig vlot (wel bijna een botsing tussen onze auto en de vorkheftruck 😱!) en een kleine twee uur nadat we vastreden, hebben we weer asfalt onder de wielen… De weg voert naar de grote weg N1 die zo’n tien kilometer uit de kust ligt. We rijden door kassengebied… en begrijpen dat hier water nodig is!

De redding is nabij!

Er worden hier groenten gekweekt, heel veel tomaten maar ook courgettes, aubergines enz.
Al na tien kilometer verlaten we de N1 en rijden we weer naar de zee. De zon is achter een vaag wolkendek verdwenen… precies zoals het was voorspeld. Tifnit ligt schilderachtig in een kleine baai, op het strand liggen heel veel blauw geschilderde, houten vissersbootjes! Zó fotogeniek, dat hadden we niet willen missen!
We hebben niet heel veel tijd, het wordt dus een quick visit. Op de weg terug naar de N1 houdt de plaatselijke jeugd een wedstrijdje hardrijden. Op kleine brommertjes scheuren ze met een snelheid van 80 tot 100 km per uur achter, langs en voor onze auto! Dit is een voorproefje voor het verkeer op de N1, richting Agadir. De weg wordt drukker en drukker. Er zijn verkeerslichten, rotondes, rijstroken voor het langzame verkeer (fietsers, brommertjes, handkarren, ezeltjes, triporteurs, …) en snelle jongens aarzelen niet om rechts in te halen! Gelukkig vind ik dit op de een of andere manier wel leuk en relaxt ga ik mee in de verkeersstroom… Ten slotte is er de afslag naar Taroudant, de N10. Net voorbij Temsia stuur ik de piste op naar de Villa du Souss. Van de hectiek belanden we in een oase van rust. De grote houten poorten zwaaien open, we rijden onder de bougainvillea’s door en parkeren de auto naast een dadelpalm voor het huis.
We zijn laat. Mekki ontvangt ons vriendelijk, brengt ons naar onze kamers en vraagt of we ons meteen kunnen opfrissen om aan tafel te gaan. In de mooie eetkamer genieten we van een verrukkelijke maaltijd… Ik heb een tajine met kalfsvlees gekozen, met pruimen en abrikozen. Op de tafel staan heerlijke salades. Het eten van salades hebben we de hele vakantie gemeden, maar hier durven we het wel aan. Zalig!
Na het eten maken we nog een praatje met een stel Nederlanders: avontuurlijke Groningers op leeftijd, die de hele wereld al hebben gezien maar graag naar Marokko komen. Hij is een oude Philips-baas. Ook zij gaan morgen naar huis… We maken het niet laat, ons bed staat verleidelijk te lonken!
Helaas slapen we niet zo lekker; ook moeten we vroeg op! Na het ontbijt nemen we afscheid. Geen lekke band deze keer. Een kwartiertje later rijden we de luchthaven op. Het afleveren van de auto verloopt vlot, ze doen niet moeilijk over de geplakte band, het kapotte wiel en de kapotte reservewiel-berging. Al bij het binnengaan van de vertrekhal wordt de bagage gescreend. Inchecken, douaneformaliteiten, … Dan is het nog zo’n twee uur wachten voor de passagiers van de Transavia-vlucht naar Amsterdam worden opgeroepen om zich naar gate te begeven…
IK denk dat jullie een onvergetelijke vakantie hebben gehad daar in Marokko! Bijzonder land heb je ons laten zien en lezen.
Ja Jeanne, het was een mooie reis in een prachtig land! Fijn dat je weer hebt meegelezen!