Het boek van alle dingen

Toen men mij, lang geleden, vroeg wat ik wilde worden, was mijn antwoord steevast: “Marconist aan boord van een grote boot.” In onze woonkamer stond een zwartgelakte scheepskist, die was van mijn overgrootvader geweest: een echte zeeman, die vaak aanmonsterde in havens als Plymouth en met stoomschepen de zeven zeeën bevoer. Die kist sprak tot de verbeelding! Marconist kon ik echter niet worden, zei men, want ik droeg een brilletje.

Op een gegeven moment veranderde mijn antwoord in: “Boswachter”. Stan, een vriend van mijn vader, was boswachter in het Zoniënwoud. Wij mochten een keer mee met zijn jeep en kwamen toen een roedel reeën tegen. Ik zal het nooit vergeten. Boswachter kon ik echter niet worden, zei men, want ik wilde niets met wapens te maken hebben en een boswachter is een gewapend ambtenaar.

Je kunt ook iets anders ambiëren.

“Gelukkig,” zei Thomas (uit Het boek van alle dingen, geschreven door Guus Kuijer). “Ik word later gelukkig.” Mevrouw van Amersfoort wilde al een boek uit de kast trekken, maar ze draaide zich verrast om. Ze keek Thomas lachend aan en zei: “Dat is een verdomd goed idee. En weet je waar geluk mee begint? Met niet meer bang zijn.”

Thomas’ antwoord spreekt me wel aan (en de toevoeging van mevrouw van Amersfoort ook). Ikzelf wilde ten slotte leraar Latijn worden, en later nog aardrijkskundeleraar – ik ben uiteindelijk onderwijzer geworden, de lange vakanties trokken me wel aan. Pas toen iemand me vertelde dat hij had moeten kiezen tussen onderwijzer worden of jazzpianist, en dat hij voor het onderwijs had gekozen, had ik echt vrede met mijn keuze en kon ik me daar ook blij bij voelen. Want, sprak de goede man, als je onderwijzer bent, kun je ook piano spelen – maar omgekeerd niet. Ik speelde wat gitaar…

De ordenende krachten uit de kosmos hadden bepaald dat er vrijdag in de bibliotheek een boek lag dat mijn blik trof vanwege de bijzondere illustraties op het kaft – bijzonder toch voor een kinderboek. Ook de naam van de schrijver deed bij mij een belletje rinkelen. Daar had ik toch ooit met héél veel plezier De rode zwaan van gelezen!? Hier bleek mijn geheugen onnauwkeurig te werken: dat laatste boek is geschreven door Sjoerd Kuyper. Kuyper en Kuijer, het lijkt wel wat op mekaar.

Het boek van alle dingen telt nog geen 100 bladzijden. Het is zo’n boek dat kinderen lezen zonder het te snappen, maar de boodschap komt ooit wel door… ze wordt opgeslagen in de ziel van zo’n kind en komt tot bloei als de tijd er rijp voor is. Ik vind het ook een grote-mensen-boek… Mooi geschreven, het gaat ergens over, en het is actueel als je er bijvoorbeeld het thema reli-extremisten (cfr. dominee Gremdaat) uitpikt.

Op internet vind je met wat googelen allerlei recensies, dus daar ga ik je niet mee vermoeien. Wel deel ik graag een prachtige zin uit het boek – de aanleiding om dit stukje te schrijven.

“De zondag is de enige dag die je als een handkar voor je uit moet duwen,” schreef Thomas in Het boek van alle dingen. “De andere dagen rollen vanzelf de brug af.” (In gedachten maakte ik van zondag kerstvakantie en van dagen vakanties. Maar vrouwlief zegt dat ik moet ophouden met de kerstvakantie zo negatief te framen, daar is geen enkele reden (meer) toe, zegt ze. En ze heeft groot gelijk dus ik stop ermee.)

guus kuijer - het boek van alle dingen

Dit bericht werd geplaatst in Lezen, Mijmeringen. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s