Vandaag rijden we naar East Lothian: de regio ten oosten van de Schotse hoofdstad Edinburgh. Onze eerste stop houden we in het dorpje Peastonbank waar de Glenkinchie distillery staat. De whisky die hier wordt gestookt behoort tot de zgn. Lowland whisky’s (naast de Highland en Island whisky’s). Tegenwoordig bepaalt de ligging van de distillery tot welke groep de whisky’s behoren.
“The line (grens) begins at the North Channel and runs along the southern foreshore of the Firth of Clyde to Greenock, and from there to Cardross Station, then eastwards in a straight line to the summit of Earl’s Seat in the Campsie Fells, and then eastwards in a straight line to the Wallace Monument, and from there eastwards along the line of the B998 and A91 roads until the A91 meets the M90 road at Milnathort, and then along the M90 northwards until the Bridge of Earn, and then along the River Earn until its confluence with the River Tay, and then along the southern foreshore of that river and the Firth of Tay until it comes to the North Sea.”
Glenkinchie is een van de vier thuishavens van Johnny Walker en dat zie je meteen: voor de ingang van het visitor centre staat een prachtig beeld van Johnny en zijn hond… Een alleraardigste verkoper vraagt of we een tour willen doen, maar daar bedanken we voor: een tour (met proeverij, dat wel) kost 19 pond p.p. en duurt anderhalf uur. Te duur en te lang – we hebben in feite andere plannen voor vandaag! Dat laat onverlet dat de man de tijd neemt om ons uit te leggen welke whisky’s er bij Glenkinchie worden gedistilleerd en wat hun karakteristieken zijn. We mogen ook proeven van een Clynalish whisky, gestookt in de gelijknamige stokerij (van Johnny Walker) in het noorden van Schotland, aan de oostkust van Sutherland.
De volgende stop is de ongelooflijk sfeervolle Humbie kirk and graveyard… De kerk dateert van omstreeks 1800, maar het kerkhof is ouder. Kerk en kerkhof liggen tussen twee dorpen in, in een rustig valleitje waar je via een smal asfaltweggetje in rijdt.
Dan rijden we definitief naar de noordkust van East Lothian waar we gaan wandelen bij Gullane. We komen o.a. door het stadje Haddington, dat er heel leuk uitziet… We doen nog wel een niet geplande extra stop als we aan de kust komen, bij het natuurreservaat Aberlady Bay waar een beek met de gekke naam Peffer Burn de Firth of Forth instroomt. We lopen het gebied een paar honderd meter in. Het doet denken aan de buitendijkse gebieden langs de Nederlandse noordkust.
In Gullane wonen weinig arme mensen, als je de huizen ziet… Het dorp ligt boven de zee en kijkt uit over Gullane Bay. We laten de auto achter op de drukke parkeerplaats en lopen door de duinen het strand op waar best wat volk op de been is ondanks het grijze weer. Met de zee links van ons, dus in oostelijke richting wandelen we weg van de drukte en pikken een paadje op dat op de grens van rotskust en duinen loopt. Al gauw zijn we bijna alleen en wordt het écht mooi. Wat ontzettend jammer dat de beloofde zon maar niet wil gaan schijnen! We lopen hier langs de Firth of Forth. Aan de overkant ligt Fife, bekend o.a. van Saint Andrews (universiteit en golf course). Op sommige plekken deinzen de duinen wat naar achter en liggen er mooie stranden. Het is eb. Bij een ruïne (een wandelaar vertelt ons dat het de bouwval is van een kerkje ter ere van Saint Patrick) eten we een hapje.
Ter hoogte van het eilandje Eyebroughty buigt de kust af en doemen voor ons enkele eilandjes op, o.a. het kleine Fidra met zijn mooie vuurtoren. Een heel eind naar het oosten (voorbij North Berwick) zien we Bass Rock liggen, een enorm rotseiland (hoogste punt 107 meter), eveneens met een vuurtoren – en een paradijs voor zeevogels. Daar broedt o.a. een grote kolonie jan van genten (gannets in het Engels), grote vogels die op het eerste zicht op meeuwen lijken. Zij vliegen over de zee en opeens duiken ze verticaal naar beneden het water in. Even later komen ze weer boven en zetten ze hun jacht verder.
Over een breed strand lopen we nu richting de Hanging Rocks, vrij hoge kliffen waarin zich twee (ondiepe) grotten bevinden. Er zijn sporen van bewoning aangetroffen uit de Iron Age (de ijzertijd, 1200 tot 550 jaar voor Christus). Via een steil zandpad kom je erbij. We lopen 200 meter terug en verwonderen ons over de kleurtjes die de keien op het strand hebben…
Ter hoogte van een monument (neergestort vliegtuig) lopen we de duinen in. De zon komt er zowaar even door en jongens, wat komt er dan opeens kleur in het landschap. De terugblik op strand en eilandjes is verrassend mooi. Er groeien hier velden vol slangenkruid, zo hoog als ik nog nooit heb gezien. Onze wandeling gaat nu op een track lopen dat parallel ligt met de beroemde Archerfield links. Achter het golfterrein zie je de daken van enorme villa’s… Bij het hoofdgebouw is men bezig met het afbreken van reusachtige tenten en tribunes – hier werd onlangs een groot golftoernooi gespeeld.
De route is nu behoorlijk saai; we hebben spijt dat we, nu de zon er geregeld doorkomt, niet teruggelopen zijn door de duinen en langs het strand. We moeten zelfs ruim een kilometer langs de drukke A198 lopen om weer in Gullane te komen. Hier volgen we trouwens een stukje de John Muir Way. John Muir (1838-1914), een Schots-Amerikaans natuurwetenschapper, schrijver en natuurbeschermer (geboren in Dunbar), wordt in Schotland o.a. geëerd met een lange afstandswandelpad (Great Trail).
Zo gauw we kunnen, lopen we een zijstraat in die ons terug richting de duinen voert. Over kleine paadjes, op sommige plekken tussen metershoge duindoornbomen (sic) bereiken we Gullane beach weer. In Fife regent het en de buien trekken de Firth of Forth op. Het duurt niet lang of de eerste regendruppels vallen ook hier.
We rijden naar North Berwick, dat even verderop langs de kust ligt. Een van de mannen van Glenkinchie zei dat we daar absoluut een kijkje moesten gaan nemen. Net voor we het stadje in rijden, zetten we de auto aan de kant. Een breed gazon, Elcho Green, en een zandstrand scheiden ons van de zee. We lopen naar de haven. Waar het gazon ophoudt, lopen we verder over het strand. De huizen staan hier letterlijk op het strand en via houten trappen kunnen de bewoners zo hun zonne- of zeebad gaan nemen! De laatste druppels verwaaien in de straffe wind, en de zon komt er weer door.
North Berwick is een pittoreske kustplaatsje – de camera’s maken overuren! In de verte zien we Bass Rock weer liggen: zo massief, die gestolde vulkaanplug! Zoals gezegd, nestelen er op Bass Rock talloze zeevogels waaronder papegaaiduikers, zeekoeten, eidereenden, drieteenmeeuwen, alken en inderdaad ook jan van genten. Van al dat fraais hebben we honger gekregen. We vragen een local waar de fish & chips shop is. Er zijn er twee, maar hij adviseert de shop die gerund wordt door een Turkse familie. Wij gaan in de rij staan. Dan blijkt dat we alleen cash kunnen betalen. In de Co-op naast de fish & chips hebben ze een geldautomaat. Ik trek er 100 pond uit de muur. Nu kunnen we betalen. We zetten ons op een bankje op Elcho Green met zicht op zee en smullen van de vis en de frietjes, die netjes in een kartonnen doos zijn geserveerd (en niet, zoals bij de meeste f&c’s, in een soort piepschuim bakje).
Daarna maken we nóg een rondje langs het strand en bij de haven, want de zon komt er door en het licht is zo mooi! Maar dan is het toch echt tijd om weer naar Morebattle te rijden: een rit van ruim anderhalf uur (90 km). Toch maken we nog een fotostop bij de kust, ter hoogte van Tantallon Castle en Bass Rock…
Het wordt al vrij gauw donker en de wegen worden smaller en bochtiger. Op een gegeven moment komt er een auto achter ons rijden. Ik wil hem voor laten gaan dus zo gauw we op een recht stukje weg zitten dat breed genoeg is, zet ik mijn linker pinker aan en vertraag. In eerste instantie lijkt de auto ons niet te willen inhalen, maar als ik een beetje rem, gaat ie ons toch voor. Het blijkt een politieauto te zijn! Met gezwinde spoed verdwijnt hij in de nacht. En wij vervolgen op ons gemakje onze route. Laat thuis na een lange, mooie dag!








































