Gisteravond aten we in De Liefde, en we aten er heerlijk, dat mag gezegd worden. Mijn oude gastheer (84, gepensioneerd schooldirecteur dus in zekere zin een oud-collega) zou gekozen hebben voor Eetcafé De Bonte Hond en eerlijk gezegd zou ik daar zelf ook beland zijn als ik alleen was… Maar ik ben niet alleen, dus…
Vanuit mijn bed op het zolderkamertje aan de Kosterstraat te Doesburg keek ik vannacht door het dakraam tegen de hoge toren aan van de Grote of Martinikerk. Op 15 april 1945 werd deze toren door de Duitse bezetter nog opgeblazen, de hele kerk werd toen zwaar beschadigd!
Daar is nu niets meer van te bespeuren, gelukkig maar. Het stadje was de hele oorlog wel bezet maar is niet gebombardeerd, in tegenstelling tot Doetinchem dat in maart 1945 drie bombardementen te verduren kreeg waarbij het historische centrum totaal werd verwoest (en 170 burgers omkwamen…).
Genoeg over de oorlog! Ik tref broerlief om iets over half tien op de hoek van de Veerpoortstraat en de Kosterstraat. Ik heb bij de fam. Brandsma heerlijk ontbeten en gezellig gekletst. Meneer Brandsma was in de 50’er en 60’er jaren directeur van de Margrietschool in Alkmaar. Hij vertelt sappige verhalen over hoe het er in die tijd aan toe ging: als je wethouder Hoitink kende, zat je wel goed! Ook vertelde hij dat de directeur van de BLO-school af en toe langs kwam en dan vroeg of “er nog wat klantjes waren voor zijn school”. Haha, als je nu de papierwinkel ziet die je in orde moet hebben voordat je een kind in het SBO hebt. De tijden veranderen!
We lopen Doesburg uit en belanden op de dijk langs Het Zwarte Schaar, een oude, afgesneden IJsselarm. Het is kil en grijs weer, er staat een zacht maar zuur windje, handschoenen zijn geen overbodige luxe.
Eerst loopt het fietspad aan de voet van de dijk en lopen wij op de grassige kruin. Dat feest duurt niet lang want algauw komt het fietspad bovenop de dijk lopen. Ruim 12 kilometer asfalt hebben we nu voor de boeg! Wederom schieten alle vooroordelen over wandelen in Nederland door mijn hoofd. Gelukkig er af en toe ook onderaan de dijk lopen, op een graspad.
In the middle of nowhere staat een vrij groot gebouw: een Italiaans restaurant annex wellness- en fitnesscentrum. De deur is los, binnen brandt licht en is het lekker warm. De koffie smaakt heerlijk. We lopen weer verder. Aan de overkant van de IJssel ligt Dieren, het pontje echter is uit de vaart wegens te lage waterstand! Hopelijk doet het pontje bij Brummen het wel, anders hebben we een probleem!
De weilanden zitten vol grote groepen ganzen die geregeld opvliegen en over ons heen wieken.
We eten onze lunch (kadetjes en speculaas) gezeten op een bankje. Dan is het nog een half uur lopen tot Bronkhorst. We gaan van de dijk af en komen langs de Bronkhorster molen, die vrolijk aan het draaien is.
Over een onverhard paadje langs een kanaaltje lopen we het mooie Bronkhorst in, het kleinste stadje van Nederland (157 inwoners).
Vanaf Bronkhorst lopen we over een asfalt weg naar de IJssel. Het pontje doet het, gelukkig. De veerman zit te slapen in zijn cabine, ik roep over het water en zie hem in beweging komen. Het pontje komt onze kant uit.
Even later lopen we Brummen in. Broerlief zet zijn rugzak af in zijn hotel. Daarna lopen we samen het dorp uit naar mijn overnachtingsadres van Vrienden op de Fiets. Nog 2,5 km te gaan. Aan de rand van het bos staat een charmant boerenhuisje. De duisternis valt (half vijf…) en binnen brandt al licht. Ik klop aan de deur en wordt hartelijk ontvangen door mijn gastvrouw. Ik krijg weer een zolderkamertje toegewezen! Broerlief loopt terug naar Brummen waar straks zijn vrouw zijnde mijn schoonzusje met de trein arriveert.
Ik installeer me op het bed onder een warme deken. Straks moet ik in het pikkedonker ook terug naar Brummen lopen waar we met z’n drieën wat gaan eten in het Grand Café op de markt.