De straat van mijn moeder,
Waaruit ik geboren ben,
Waarin in driemaal heb gewoond,
21 – 35 – 37,
Een eeuwigheid geleden…
Door die straat loop ik
Het warme ochtendlicht
Strooit zijn gouden stralen
Over de straat van mijn moeder.
Ik loop tegen al dat licht in
Verblind haast ware het niet
Dat de kathedraaltoren zich ermee bemoeit,
Het gouden strooisel een weinig temperende.
Ik kom uit op het plein.
Voorbij het milieustraatje danst
Haast ritueel en midden op de weg
Een jongeman op zijn fiets.
De toren kijkt toe.
Je wordt er helemaal poëtisch van, mooi!