Het is 14u50 en de temperatuur in de schaduw bedraagt zo’n 35 ℃. Els en ik hebben ons in de lommerte van het bos aan de oever van Lake Victoria geïnstalleerd, op het eiland Ndere. Daan en Sanne zijn met de jonge gids vanaf Lookout Point nog verder het eiland opgelopen, Els zag dat niet zitten (het smeltpunt was bijna bereikt…) en ik ben met haar naar de Kingfisher jetty gelopen. Over een uurtje zijn de anderen er hopelijk ook…
Vanmorgen ging de wekker om tien voor zes, ontbeten we om half zeven en werden we door Sanne en Daan om kwart over zeven bij het hotel opgepikt met ‘onze’ Mitsubishi. Na een stop bij de bank en het vullen van de tank reden we naar Kisumu waar we twee uur na vertrek het parkeerterrein van een shopping mall met een Nacomatt opreden, water en proviand insloegen, Els een miss Marple hoedje kocht (dat haar buitengewoon charmant staat) en ik een mooi bruin katoenen hemd met lange mouwen aanschafte, als bescherming tegen de zon (ik houd nl. in het geheel niet van insmeren met zonnebrandcrème, zie je). Het winkelcentrum was nog helemaal in kerstsferen…
We reden door het centrum van de grote stad (400 000 inwoners, 3de grootste stad van Kenia) aan het Victoriameer en vervolgden onze weg. Na een 15-tal kilometers reden we bij een heuse wegwijzer (Ndere Island 14 km) linksaf, een goed track op. Echter… al gauw moest Sanne geregeld op de rem trappen om kuilen of grote stenen te vermijden!
Op een gegeven moment moesten we de weg vragen want waren we niet meer zeker dat we nog op de juiste route zaten – gelukkig was er niks aan de hand! In het dorpje Bodi vonden we weer een wegwijzer. Op weg naar Kisumi had ik wat foto’s gemaakt vanuit de rijdende auto, maar nu we over het track reden, werd het weer zo mooi dat we Sanne af en toe tot stoppen ‘dwongen’. Het landschap was vrij vlak, en overal lagen huizenhoge ronde rotsblokken, daartussen akkertjes, hutjes, paadjes… en veel kleurige & geurige planten en struiken. We zaten hier ruim 800 m lager dan in Kericho, en dat was te merken aan de plantengroei – en aan de temperatuur!!
Uiteindelijk daalde het track af naar het dorpje Kamuga aan het Victoriameer. Sanne stuurde de auto het terrein op van de Kenya Wildlife Service. Een lange, aardige en gewichtig doende jongeman, bijgestaan door een kleine, donkere vrouwelijke collega, maakten onze toegangsbewijzen klaar: mooie kaartjes die voor Sanne 600 Kes en voor de non residents $ 25 = ong. 2700 Kes kostten. Er werden nog uitvoerig stempels gezet en toen mochten we de auto een soort boomgaard aan het water inrijden, waar we naar een plekje onder een boom werden gedirigeerd.
De ranger vertelde dat de KWS het eiland van de dorpsbewoners had overgenomen (ik vraag me af hoe dat is gegaan!) en om de dorpsbewoners te compenseren – die weidden er hun vee – heeft de KWS een boot geschonken aan de community. Dorpsbewoners zetten nu toeristen over en genereren zo een extra inkomen. We betaalden de veerman 4000 Kes en gingen aan boord. We kregen stinkende life jackets om. Een jonge man, Kevin genaamd, die op het eiland onze gids zou zijn, maakte de boot los. We voeren langs de oever en legden even verderop weer aan. “We have to buy diesel,” werd er meegedeeld. Terwijl we zaten te wachten, genoten we van de mooie vogels tussen de waterhyacinten en de vissersbootjes op het meer. Een passant werd nog gauw naar de winkel gestuurd om een colaatje voor de veerman te halen…
Het moet tegen enen geweest zijn toen we aanlegden in een kleine baai. Via een laddertje gingen we aan land en meteen begonnen we met een vrij steile klim, eerst nog overschaduwd maar al gauw door open grasland. De hitte sloeg ongenadig toe, de thermometer schoot in de zon vlot door naar de 45 ℃. Alle middelen om de zon te weren waren geoorloofd en werden ingezet… Gelukkig kwamen we al gauw bij de campsite waar onder een bladerrijke boom bankjes stonden.
Terwijl wij lunchten, ging Kevin op zoek naar wild. Op Ndere Island (een National Park) zijn namelijk zebra’s en impala’s uitgezet, en in de baaien zitten nijlpaarden en krokodillen. Onze gids kwam echter onverrichterzake terug: geen spoortje van wilde beesten… We genoten van de schaduw en het uitzicht, maar ja, op een gegeven ogenblik was het toch tijd om de rugzak weer op de schouders te hijsen en verder te gaan. We liepen over een mooi graspad, eerst dalend, maar al gauw stijgend richting Lookout Point. Plotseling zagen we onder ons in het hoge gras een impalabok en een groepje vrouwtjes en jongen. Ze staarden ons aan en namen toen de benen. Sierlijk springend verdwenen ze achter een heuvel…
Zwoegend onder de stralen van de koperen ploert klommen we verder. Vooral Els had het zwaar. Ze was woedend dat we op het heetst van de dag deze wandeling maakten! En eerlijk is eerlijk, het was eigenlijk ook gekkenwerk… Opmerkelijk genoeg had ik het gevoel dat ik best goed tegen hitte kan, in elk geval beter dan ik had verwacht… Boven op het uitzichtpunt aangekomen, verdween onze gids weer om te kijken of hij de zebra’s kon ontdekken maar de conclusie was dat de dieren, verstandig als ze zijn, de beschutting van het struikgewas hadden opgezocht…
Wij wilden het eiland nog een stukje verder oplopen – er zou een pad zijn maar dat vonden we niet en de gids begon door het hoge gras te banjeren. Els, vergezeld door een hulpvaardige Daan, geraakte al gauw achterop. Toen ze ons had ingehaald, gaf ze aan niet verder te willen. Ik bood aan om met haar alvast naar de Kingfischer Jetty te lopen (waar de boot ons later zou oppikken) zodat Daan en Sanne met de gids nog een stuk verder konden lopen in de hoop alsnog de kudde zebra’s te spotten.
Els en ik liepen door het hoge gras weer omhoog. De zon knalde! We verloren ons spoor in het gras uit het oog (een onvoldoende voor spoorzoeken…) en ontdekten opeens een mooi paadje dat ons weer naar het uitkijkpunt voerde. Vandaar namen we het Kingfischer Trail. Het duurde veel langer dan ik had verwacht voor we uiteindelijk begonnen af te dalen en het bos (en de schaduw!) bereikten. Els ging zitten, ze was bekaf! Na een kwartiertje krabbelden we overeind en legden de laatste 500 meters naar de jetty af. De boot lag er al, de oude veerman zat rustig op de punt te dommelen. Hij gebaarde dat we aan boord mochten komen, maar behalve de punt lag de hele boot in de zon – en als er iets was waar we geen behoefte aan hadden, dan was het wel de zon! We liepen het pad weer op en installeerden ons op de grond, in de schaduw van een paar bomen.
Amper 20 minuten later hoorden we stemmen uit het bos. D&S en de gids verschenen in ons blikveld. Ze hadden geen zebra’s gezien… Opeens wees de gids naar boven. Hoog in een boom zat een reusachtige uil! Hij staarde naar ons en vloog over onze hoofden heen naar een andere boom vanwaar we hem ook nog prima konden observeren. In de omgeving van de boom begonnen er apen te krijsen. “They don’t like the owl,” zei Kevin.
De boot bracht ons weer veilig naar het Afrikaanse vasteland. We trokken de wandelschoenen uit en vulden onze flesjes met het lauwe water dat we in de auto hadden achtergelaten (grote 5 liter bidons)… We vertrokken uit Kamuga en probeerden de grote weg via een kortere route te bereiken. Dat lukte uiteindelijk, maar we reden wel een paar keer verkeerd. De tracks lagen er niet bepaald gladjes bij, maar chauffeur Sanne loodste de auto vakkundig tussen kuilen en stenen door en gunde ons zelfs een paar fotostops. We waren nog niet goed en wel op de grote weg, of er ging op het dashboard een waarschuwingslampje branden. Sanne zette de auto aan de kant van de weg en opende de motorkap. De motor voelde zéér warm aan, maar wat wil je na ruim 12 km woeste tracks onder een brandende middagzon – het was nog steeds 35 ℃!
In de auto lag – uiteraard – geen instructieboekje, dus internet moest uitkomst brengen. Gelukkig heb je zelfs in de verste uithoeken van Kenia een uitstekende dekking van het mobiele telefoonnet! Het oplichtende lampje betekende ‘check your engine’. Tja, daar heb je wat aan!? Na een halfuurtje stilstaan, vouwden we de gevarendriehoeken weer op en sloten we de motorkap. Met een rustig gangetje, een laag toerental aanhoudend en één oog gericht op de temperatuurmeter, reden we naar Kisumu.
Het was na zessen, zaterdagavond. Zouden we nog een garage open vinden? Sanne dacht van niet en inderdaad, de garages waren allemaal dicht. Maar bij een tankstation van National Oil zagen we een service bay en liep er een man in overall rond! We legden het probleem uit en hij verwees naar the boss. Dat bleek een aardige Indiër te zijn die zijn monteur aan het werk zette om de radiator te koelen. Na een kwartier schroefde de Indiër de dop van de radiator open – en de radiator bleek helemaal gevuld te zijn. Een lekkende radiator was dus niet het probleem… Wat dan? De Indiër vroeg of hij zijn diagnosecomputer mocht aansluiten. Tuurlijk! Eerst moest ontdekt worden hoe oud de auto was, de monteur zocht en vond het jaartal 2001!! Het apparaat gaf aan dat de sensor die de temperatuur van de koelvloeistof in de gaten houdt, van slag was. Met de computer werd de sensor gereset en het waarschuwingslampje ging uit! De man zei dat dit wel vaker voorkwam en dat, als het weer gebeurde, we goed de temperatuurmeter op het dashboard in de gaten moesten houden. We moesten niets betalen… Sanne en hij wisselden telefoonnummers uit (dat is heel normaal in Kenia…).
In de schemering doorkruisten we het extreem drukke centrum van Kisumu, dat zich voorbereidde op een dienst met the Highest Prophet of the Lord. De duisternis viel snel in en met een rustig gangetje reden we terug naar Kericho. We werden geregeld ingehaald door matatu’s en bussen, die als gekken over de weg scheurden en alles en iedereen inhaalden. Maar bij een dorp stopten ze dan om passagiers in of uit te laden en dan kwamen ze wat later weer aan scheuren. Halverwege belde de Indiër: of het allemaal goed ging? En of we wilden laten weten als we veilig in Kericho waren aangekomen. Rond half negen waren we ‘thuis’. We aten bij Sanne een bordje soep en een broodje tonijn. En we slikten onze eerste malariapillen… Tegen tien uur bracht Sanne ons naar het hotel, echter niet voordat ze een telefonische conversatie had gevoerd met de Indiër en had moeten beloven dat ze langs moest komen als ze weer in Kisumu kwam. En als hij een keer in Kericho moest zijn, dan zou hij zéker langskomen… Sanne lachte erom… zo gaat dat in Kenia.
Arme Els, wat een hitte. Prachtige foto’s, heerlijk verhaal om te lezen.